De financiële positie van de meeste Nederlandse gemeenten is méér dan zorgelijk. Eén van de oorzaken: de overheveling van taken van het rijk naar de gemeenten. Daardoor zijn de gemeenten in relatief korte tijd verantwoordelijk geworden voor een groot aantal ingewikkelde taken, met name op het gebied van inkomen en zorg. Deze ‘transitie’ werd steeds met volle overgave ‘verkocht’ onder het motto: ‘de gemeenten kunnen het sneller, beter en goedkoper’.
Het wérkelijke argument, dat echter vanuit ‘Den Haag’ nooit hardop is uitgesproken, was dat het rijk wilde bezuinigen en dat de gemeenten daarvoor moesten opdraaien. Dat is ook gebeurd: van meet af aan kregen de gemeenten onvoldoende geld van het rijk om de kosten van de nieuwe taken te dekken. De Leeuwarder Courant berichtte onlangs dat de Friese gemeenten mede daardoor in de afgelopen tien jaar gezamenlijk 107 miljoen euro zagen ‘verdampen’.
De meeste gemeenten worstelen aldus met de (oplopende) zorgkosten. Soms is de keuze daardoor heel banaal: óf de bibliotheek dicht óf de OZB omhoog. Andere gemeenten, die nog een klein spaarpotje hebben, bijvoorbeeld door de verkoop van Eneco-aandelen (zoals Achtkarspelen), zullen hun spaargeld nu ook in rap tempo zien verdwijnen. Het huidige kabinet blijkt namelijk niet van plan om de gemeenten te compenseren.
Ik heb daarom PvdA-lijsttrekker Lilianne Ploumen om een reactie gevraagd. Namens haar laat Bianca Palm weten: ‘De Tweede Kamerfractie maakt zich ook erge zorgen over de financiële situatie van gemeenten. Daarom wordt in het programma geïnvesteerd in het gemeentefonds. Daarvoor is in de doorrekeningen een bedrag van 4 miljard euro gereserveerd.’
Overigens wordt het verkiezingsprogramma van de PvdA voor een eerlijker en fatsoenlijker Nederland het meest linkse genoemd sinds Joop de Uijl begin jaren ’70 en diens streven naar ‘spreiding van macht, inkomen en kennis’.
Nóg een goede reden om volgende week op de PvdA te stemmen!