Zelden zal het mij zo vaak gevraagd zijn als de afgelopen dagen. “Hoe voel je je nu?”. Een vraag die uiteraard zijn aanleiding vindt in de voor velen wat verrassende wending die de coalitieonderhandelingen lijken te hebben genomen. CDA en ChristenUnie praten in eerste instantie verder met GBA. De PvdA staat even aan de zijlijn. Voor veel mensen, de één wellicht wat oprechter dan de ander, is dit reden om de vraag te stellen. “Hoe voel je je nu?”.
En eerlijk gezegd, ik wist dat niet zo goed. Natuurlijk, een politieke reactie is gemakkelijk te geven, maar ik denk dat iedereen dat zelf wel kan bekijken, dus de vraag moet echt op mijzelf en m’n gevoelens worden betrokken. Hoe voel ik mij nu. En dat weet ik dus niet zo goed. Op zich zou je zeggen dat het niet zoveel uitmaakt want een half jaar geleden was ik nog vastbesloten over een zelf geregisseerd vertrek, ik blijf tot de verkiezingen, dan geef ik iedereen een hand en ben ik weer weg. Maar goed, ik ben van gedachten veranderd en nu maakt het kennelijk wel veel uit. Maar wat dan precies? En dan hoor je opnieuw de vraag: “Hoe voel je je nu?”. Ik wist het niet zo goed, maar gisteravond werd het plotseling een stuk duidelijker. Ik zal proberen dat uit te leggen.
Gisteravond had ik namelijk een bescheiden etentje met vier van onze ambtenaren. De aanleiding lag alweer een aantal maanden achter ons. Ooit, aan het begin van het lange kerstweekend (ik heb daar toen ook een stukje over geschreven) manifesteerden zich een paar helden in onze gemeente. Ambtenaren die hun vrije avond opofferden omdat er iets mis ging met computers of zo. Op zich misschien geen wereldramp maar wel wanneer je je realiseert dat nu juist de mensen met de allersmalste beurs van onze gemeente daar het slachtoffer van waren. De minima moesten vier dagen langer op hun geld wachten. Vier dagen waaronder de kerst… En dat kon niet, dat mocht niet, zo besloten de betreffende ambtenaren. Zij kwamen terug naar het gemeentehuis en bleven tot in de nachtelijke uren doorwerken om de systeemfout handmatig op te lossen.
Ik vond (en vind) dat fantastisch, gaf uiting aan mijn bewondering en van het één kwam het ander, we spraken af snel ‘ns samen uit eten te gaan. Maar dan, stem maar ‘ns zoveel agenda’s op elkaar af. Soms leek het te lukken maar dan viel er op het laatste moment weer iemand uit (meestal ik). Uiteindelijk heeft het dus tot tien april(!) geduurd voordat ik met vier van deze helden aan tafel zat. Tien april, een prachtige voorjaarsavond, en we spraken over de kerst. Over hoe het gegaan was en over dat ze er eigenlijk heel mooie herinneringen aan hadden. Over dat ze toen pizza’s hadden laten komen en over de dankbaarheid van de mensen die soms letterlijk contant geld kregen omdat het overboekingssysteem niet goed functioneerde. Over dat dat de momenten zijn waarop je je heel duidelijk realiseert waarvoor je het allemaal doet.
Dat zinnetje ‘waarvoor je het allemaal doet’ bleef in m’n hoofd resoneren. En plotseling wist ik het antwoord op de vraag “Hoe voel je je nu?”. Ik miste dat gevoel. Dat gevoel was ik de afgelopen dagen kwijt geweest. Meer dan ooit tevoren. Lang geleden werd ik lid van de PvdA omdat ik vond dat de samenleving eerlijker georganiseerd moest worden. Later rolde ik van de ene functie in de ander. Maar steeds was er dat doel, voor iedereen moest de toekomst kansen bieden, elk dubbeltje moest een kwartje kunnen worden. En dan komt kennelijk toch onvermijdelijk het moment dat je het even kwijt bent. Je gaat naar een vergadering omdat die in je agenda staat, je leest een stuk omdat het in je mailbox zit, je fiets naar kantoor omdat het je werk is. De afgelopen week had ik de -voor mij gelukkig toch nog wat bevreemdende- ervaring dat dat gevoel even weg was. Ik kon dus zomaar ingewisseld worden. Goed, een keurige les in bescheidenheid natuurlijk, maar kennelijk maakt het niet zoveel uit wie er nu wel of niet wethouder is. En dat vind ik dus een rotgevoel! Want ik ben ervan overtuigd dat wij wel het verschil maken, dat een sterke PvdA wel een bijdrage kan leveren en dat zullen we, wel of niet in het college, doen ook! Daar hebben onze kiezers recht op. Na het etentje fietste ik naar huis. Opgetogen deze keer. Ik wist weer waar ik het voor deed. Geweldige mensen toch, die ambtenaren van ons!