Zomaar een foto. Omdat we afgelopen zaterdag op de Spitkeet in Harkema waren, omdat het mooi weer was, omdat we plezier hadden. Op de gevel van het hutje op de foto is een bordje bevestigd, je kunt het nog net zien. Er staan een paar jaartallen op. Bijvoorbeeld het jaar waarin zo’n spitkeet is afgebroken. In 1920. Kennelijk waren deze onderkomens in elk geval tot dat jaar in gebruik in deze streken.
Toen de foto genomen was vertelde ik de partijgenoten een verhaal uit mijn familie. Mijn opa, hij leeft al lang niet meer maar ik heb hem nog goed gekend, kwam uit Medge Hall, een piepklein gehuchtje in het noorden van Engeland, ik geloof dat het daar Yorkshire heet. Vorig jaar was ik er even, mijn oudste zoon en zijn vrouw wonen al heel lang in Groot Brittannië, dus zo af en toe ben ik min of meer ‘in de buurt’. Terwijl we daar rondliepen stootte mijn zoon me aan en wees op een bordje. ‘Peak works’ stond erop. ‘Vervening’ ofzo. In elk geval iets met turf. Ik knikte, het klopte met het familieverhaal. Ooit leefde men in dit gebied van de vervening. Maar op enig moment was het op. Of gewoon klaar of het was niet nodig meer.. In elk geval was er geen droog brood meer mee te verdienen. En zonder droog brood krijg je… honger. En dan doet een mens rare dingen. Dan gaat hij op zoek naar een plek waar je wel je brood kunt verdienen. Ze halen daar de raarste toeren voor uit. Lopen hele einden. Maken zeereizen. Trekken naar plaatsen waar ze niemand kunnen verstaan. Alles om maar een hap te eten te hebben. Mijn opa trok naar Nederland, naar Zuid-Oost Drenthe. Daar hadden ze kennelijk nog turfstekers nodig. Ik weet niet precies wanneer dit was. Soms meen ik te weten dat hij een puber was en samen met z’n ouders (mijn overgrootouders dus) kwam, maar soms denk ik ook dat hij een jonge volwassene van een jaar of achttien, negentien was. Ik kan het niemand meer vragen, maar hoe dan ook, het was vast voor 1920.
Ik keek nog ‘ns naar het bordje op de spitkeet. Het stond er echt, pas in 1920 afgebroken. Dus dit was waar mijn opa na die enorme tocht in terecht was gekomen. Mijn hemel, ik hoop toch echt dat er toen geen volgevreten patsers waren die met het nodige dedain het woord ‘gelukszoekers’ in de mond hebben genomen. Alsjeblieft niet, ik zou ze met terugwerkende kracht… Ach, dat heeft natuurlijk geen zin, ook die eventuele volgevreten patser van destijds leeft immers al lang niet meer? Hoewel… ook vandaag zijn er nog vluchtelingen. En hoe gaat het er nu, honderd jaar later aan toe?
Eenmaal thuis wierp ik een blik op de Leeuwarder Courant van die dag, afgelopen zaterdag dus. Het artikel op de voorpagina ging over … vluchtelingen. We doen het kennelijk niet zo heel goed in Fryslân, de begeleiding naar werk laat te wensen over. Maar er is een uitzondering. Een positieve uitzondering. En dat is … de gemeente Achtkarspelen. Door ons doelgroepenbeleid hebben bovengemiddeld veel vluchtelingen werk gevonden. En wie werk zegt, zegt integreren. We doen het goed hier. Hartstikke goed.
Nog eenmaal naar dat bordje kijken. Misschien deden ze het honderd jaar gelden in Drenthe ook wel goed. Ik hoop het maar. In ieder geval doen we het hier en nu dus goed. En dat blijven we doen!