Mindful backbenchen

30 mei 2018

Op de eerste de beste fractievergadering na de verkiezingen kwam de vraag aan de orde wie van ons beiden, Theun of ik, de nieuwe fractievoorzitter zou worden. Razendsnel ging ik in m’n hoofd het profiel, of beter het takenpakket, bij langs. Allereerst, de fractievoorzitter verzorgt de koffie tijdens de fractievergadering. Theun en ik kunnen dat allebei niet zo goed, bovendien vinden we het geen van beiden leuk. Nog geen onderscheid dus. In de tweede plaats, de fractievoorzitter neemt de algemene beschouwingen en vergelijkbare onderwerpen in de raad voor z’n rekening. Theun en ik vinden dat allebei fantastisch en bovendien kunnen we het allebei nogal goed ook. Nog steeds tekende zich geen koploper af in de strijd om het voorzitterschap. Door naar de derde functievereiste. De fractievoorzitter gaat naar al die muffe, naar ouwe kranten ruikende bijeenkomsten op het gemeentehuis zoals bijvoorbeeld het presidium, de controlecommissie en de werkgeverscommissie. Van die half-geheime vergaderingen waar ik vroeger (was ooit fractievoorzitter) niet zoveel mee had. Theun geniet ervan.

En dus… hadden we een voorzitter, met algemene stemmen door de fractie gekozen. Theun Nicolai, we kunnen ons geen betere wensen!

En ik dan? Ik ben dus backbencher. Beginnend backbencher wel te verstaan. En omdat ik daar zelf voor gekozen heb zou je ook kunnen spreken van een Bewust Beginnend Backbencher. Maar hoe doe je dat? Sinds de verkiezingen heb ik het me vaak afgevraagd, wat is nu eigenlijk een goed raadslid? Neem nu onze eigen Theun. Ik vind hem één van de besten, zo niet de allerbeste, in onze raad. Ik heb wel ‘ns gezegd dat als politiek vergelijkbaar zou zijn met voetbal, Theun de speler zou zijn voor wie ik een seizoenkaart aan zou schaffen. Nu ben ik dan misschien gekleurd, maar toch, ik maak me sterk dat indien ik een anonieme enquête zou houden onder de politiek en ambtelijk eerst betrokkenen, hij zeker in de top drie terecht zou komen. Maar … hij kreeg tijdens de raadsverkiezingen maar heel weinig voorkeurstemmen. Net als een andere fractievoorzitter waarvan ik ook bijna zeker denk te weten dat hij een plaatsje in die fictieve top drie verdient. Ook heel weinig voorkeurstemmen. Kennelijk is er dus sprake van een bubbel. Daarbinnen denken we te weten wie een goed raadslid is, de materie onder de knie heeft, zich gemakkelijk uitdrukt, ingewikkelde processen doorgrondt. De vergadertijgers onder ons worden als de meest prominente volksvertegenwoordigers ervaren. Daar… binnen die bubbel dus. Maar buiten die bubbel, daar waar de kiezers het voor het zeggen hebben, daar wordt er kennelijk heel anders over gedacht. Daar worden (kandidaat)raadsleden heel anders gewaardeerd. En hadden we niet ooit eens afgesproken dat de kiezers altijd gelijk hebben? De kiezers, waarvan bijna de helft dus niet meer de moeite neemt om naar het stembureau te komen en waarvan die andere helft het geen barst interesseert wie het het mooist kan zeggen of wie z’n stukken het beste heeft gelezen. Maar wat wil die kiezer dan wel?

Kijk, dat lijkt me nu een mooie vraag om als backbencher ‘ns uitgebreid bij stil te staan. Binnen die bubbel, dat gedoe in de raadszaal dus, zal ik echt wel in het linkerrijtje terechtkomen. Maar… hoe belangrijk is dat eigenlijk? Voor een backbencher? Een Bewust Beginnend Backbencher? Eerlijk gezegd interesseert die plaats in de pikorde me nu even niet. Eerst maar ‘ns met die kiezers in gesprek. Alleen. Of met mijn partij. Of samen met een maat van de FNP of het CDA of een andere club die het net als ik niet kan zetten dat bijna de helft van de kiezers onverschillig staat tegenover de keuzes die in het gemeentehuis worden gemaakt. Want we doen dus iets verkeerd. En ik wil weten wat!